Ibrahim* laat mij de sterren zien

Hij deelt zijn geloof (in Allah) en ik de mijne.

Zijn ogen staan nog op slaapstand. Toch kijkt hij mij doordringend aan. Alsof hij dwars door mij heen kijkt: ‘Waarom ben jij jongerenwerk gaan doen?’ vraagt Ibrahim (15 jaar). Ik geef hem antwoord, maar dat doet er even niet toe. Een aantal weken geleden hoor ik hem dezelfde vraag aan onze stagiair stellen. ‘Goede vraag Ibrahim, waarom ben je daar eigenlijk benieuwd naar.’ vraag ik hem. ‘Jongerenwerker word je niet zomaar, daar zit altijd een goed verhaal achter.’ Toch is het zijn levensverhaal dat Gods wonderlijke bestaan voor mijn ogen zichtbaar maakt. Ibrahim laat mij de sterren zien.

Er wordt op het raam gebonsd, zoals iedere keer. Nadat ik de deur voor hem heb opengedaan, volgt altijd hetzelfde gesprek. ‘Ibrahim, hoe is het?’ vraag ik terwijl we elkaar begroeten met het gangbaar geworden elleboogje. ‘Goed, met jou?’ wordt er kort geantwoord. ‘Wil je thee?’ ‘Ja’ ‘Oke’. Einde van het welkomstgesprek. Ibrahim komt voor huiswerkbegeleiding. Ook zijn school is dicht vanwege de coronamaatregelen. Met het huiswerk dat hem wordt toegestuurd, hebben we inmiddels een dikke map gevuld. Ibrahim heeft in het verleden hersenbeschadiging opgelopen en daardoor heeft hij moeite met leren. Hij is snel afgeleid en heeft moeite met lezen en schrijven. Reken kan hij best goed, dammen nog beter.

Zijn eerste indruk is niet goed. Hij heeft iets aandoenlijks, maar soms ook intimiderends. Hij is eigenwijs, maar zijn kennis klopt niet altijd. Ik betrapte mijzelf er al snel op dat ik in de modus van hulpverlener schiet. Ik help Ibrahim met zijn huiswerk, hij heeft mijn hulp nodig. Stiekem voelde ik mij beter dan hem: slimmer, sterker, socialer.

Het is niet waar. Bijna iedere dag dat Ibrahim er is, stelt hij een vraag of deelt hij een gedachte. Natuurlijk gaan sommige vragen over allerhande onzin, maar vaak als ik hem zie, gebeurt er meer. Hij deelt zijn geloof (in Allah) en ik de mijne. Hij deelt zijn persoonlijke verhalen en vragen daarbij. Laatst had hij ruzie met zijn broer. Ik vroeg of ik daarvoor mocht bidden en hij stemde ermee in. Een paar weken later vroeg hij of ik er nog voor gebeden had. ‘Dezelfde avond nog.’ Antwoordde ik. ‘De volgende morgen kwam mijn broer en heeft hij het goed gemaakt met mij.’ Vertelde Ibrahim. ‘Dat heeft Isa (Jezus)  goed gedaan.’ lachte ik.

Ik waardeer aan Ibrahim dat mij zo makkelijk toelaat en vertrouwt. Dat hij voor zich laat bidden, ook al weet hij dat onze overtuigingen ondanks vele overeenkomsten ook verschillend zijn. Hij vraagt er weer naar, terwijl mijn hoofd alweer gevuld was met andere gedachten. Hij heeft oog voor wat goed en waardevol is en zoekt met vallen en opstaan wat God (Allah) voor hem in petto heeft.

De vraag naar mijn motivatie om jongerenwerk te doen, is dus interessanter dan het antwoord. Het zegt namelijk zoveel over Ibrahim. Over zijn oog voor wat waardevol en goed is. Natuurlijk is het onvolmaakt en onvolgroeid, maar vandaag al laat Ibrahim mij de sterren zien.

*Ibrahim is niet zijn echte naam