‘Zonder The Mall was het anders met mij afgelopen.’

Hij steekt zijn hoofd om het hoekje. Er ontstaat een brede glimlach op zijn gezicht, dat versierd wordt met een vlassig baardje. ‘Ewa Martin, wat ben je aan het doen?’ Terwijl hij het zegt, komt hij erbij zitten. Hij ploft op een van de stoelen en er ontstaat een gesprek waar je als jongerenwerker naar verlangt: eerlijk, open, oprecht. Reswan (niet zijn echte naam) komt al jaren bij The Mall. Al sinds hij een kleine jongen is. Inmiddels is hij bijna 17 en begonnen aan zijn MBO opleiding. Hij vindt het maar niks. Hij voelt zich niet serieus genomen. Ik bind hem op het hart dat dit vanzelf komt als hij serieus blijft doorwerken.

Toen ik hem net ontmoette vond ik hem onberekenbaar. Zijn glimlach was stiekem, hij wantrouwde iedere opmerking en stopte regelmatig uit het niets iets in zijn zak of onder zijn trui. Het maakt niet uit wat: mondkapjes, bekers, snoep, geld. Met zijn vrienden deed hij gekke dingen. Ze zorgde voor veel drukte in The Mall, waardoor hij regelmatig geschorst werd. Op straat haalden ze ook van alles uit. Geen goede dingen. Hij kon intimiderend overkomen en was licht ontvlambaar. Een verkeerde opmerking en hij pakt je. Met woorden of daden.

Hij werd door iedereen gezien als een probleem. En niet meer dan dat. Hij kijkt nu (al) regelmatig terug op die tijd. Hij is veranderd. Rustiger, maar nog steeds gedreven. Niet meer om anderen te pakken of iets te slopen, maar om iets te maken van zijn leven.
Hij kijkt me indringend aan. ‘Zonder The Mall was het anders met mij afgelopen.’ Hij is zich ervan bewust wat afgelopen jaren hem gebracht hebben. Rusteloosheid, afwijzing, wantrouwen, destructie. Hij had het nodig dat er mensen ‘ja’ zeiden tegen hem. Geen grenzeloze ‘ja’ die alle deuren opent voor grenzenloos gedrag. Maar een ‘ja’ voor Reswan. Ja, we blijven, ook als anderen weggaan. Ja, we zien hoe goed en mooi je kan zijn, ook al laat je het weinig zien.
Toch is het niet een groot succesverhaal. De verandering is snel gegaan in zijn leven. Exponentieel. Maar als ik hem vraag: ‘Is het moeilijk om te kiezen tegen crimineel gedrag?’ antwoord hij: ‘Dat vind ik nog steeds moeilijk.’ De invloed van de groep is groot, en een groot deel van de groep doet criminele dingen. Het is moeilijk om los te komen van dat aspect van de straat. Nog lastiger is het voor hem om de straat uit zichzelf te bannen. Al vanaf kinds af aan is het een onderdeel van hem.

Hij wil in de toekomst daarom liever niet in Delft wonen. Voor zichzelf niet, maar vooral voor zijn kinderen niet. Die zijn nog niet in beeld, maar het feit dat hij erover nadenkt, spreekt boekdelen. Hij is bezig aan een nieuw hoofdstuk. En wij bidden dat hij zijn zinnen zet op het schrijven van dat nieuwe hoofdstuk. Met dezelfde gedrevenheid, slimmigheid en sfeergevoeligheid als vroeger, maar gericht op andere doelen. En we hopen ook dat er altijd mensen zullen zijn die ‘ja’ tegen hem zeggen, zodat hij ‘nee’ kan blijven zeggen tegen het kwaad en het kwade overwint door het goede te doen.